In iPhoto kunt u veel bewerkingen uitvoeren, zoals foto's draaien en uitsnijden, kleurenfoto's omzetten in zwart-witfoto's, helderheid en contrast aanpassen, en rode ogen reduceren. Als u andere bewerkingen op een foto wilt uitvoeren, kunt u de foto openen in een ander fotobewerkingsprogramma, zoals Adobe Photoshop.
Foto's bewerken in een ander programma
Kies 'iPhoto' > 'Voorkeuren', klik op 'Geavanceerd' en kies vervolgens 'In programma' uit het venstermenu 'Bewerk foto'.
Selecteer in het dialoogvenster 'Open' het programma waarmee u foto's wilt bewerken en klik op 'Open'.
-
Selecteer in iPhoto een foto en klik op de knop 'Bewerk'.
De foto wordt geopend in het programma dat u hebt geselecteerd.
-
Bewerk de foto en bewaar de wijzigingen. Wijzig de bestandsnaam en de bestandsstructuur van de foto niet.
U ziet de wijzigingen wanneer u de foto de volgende keer opent in iPhoto.
Belangrijk: Het zogenaamde niet-destructief bewerken is niet van toepassing op foto's in de iPhoto-bibliotheek die u in een ander programma bewerkt. U kunt echter altijd de originele versie herstellen van de foto die is geïmporteerd in iPhoto.
Foto's in de RAW-structuur: Als u een foto met de RAW-structuur wijzigt in een ander programma, wordt in iPhoto standaard een kopie met de JPEG-structuur geopend. Als u het originele bestand met de RAW-structuur wilt openen, kiest u 'iPhoto' > 'Voorkeuren', klikt u op 'Geavanceerd' en selecteert u de optie 'Gebruik RAW bij gebruik van externe editor'. Nadat u alle wijzigingen hebt aangebracht, bewaart u de bewerkte kopie op uw computer en importeert u deze opnieuw in iPhoto.
Opmerking: Als u werkt met Mac OS X Lion 10.7 (of hoger) en uw foto's wilt bewerken in Voorvertoning, klikt u op 'Ontgrendel' als er een melding verschijnt in Voorvertoning. Raadpleeg voor meer informatie de ondersteuningswebsite van Apple.